Zoeken

1 Koningen 13,14 - ging de man Gods achterna en trof hem zittende onder een terebint. Hij vroeg hem: `Bent u de man Gods uit Juda?' En hij antwoordde: `Ja.'
Jozua 5,13 - Toen Jozua zich in de omgeving van Jericho bevond, zag hij plotseling een man voor zich staan, met een getrokken zwaard in zijn hand. Hij ging op hem af en vroeg: `Bent u een van ons of en van de vijand?'
Rechters 13,11 - Manoach ging met zijn vrouw mee en toen hij bij de man gekomen was vroeg hij: `Bent u degene die dat gesprek met deze vrouw heeft gehad?' Hij antwoordde: `Ja, dat ben ik.'
1 Koningen 13,12 - Toen zij uitverteld waren vroeg hun vader: `In welke richting is hij vertrokken?' En zijn zonen wezen hem, in welke richting de man Gods uit Juda vertrokken was.
Evangelie volgens Lucas 24,19 - Hij vroeg hun: 'Wat dan?' Ze antwoordden hem: 'Dat met Jezus de Nazarener, een man die profeet was, machtig in daad en woord in het oog van God en heel het volk;
2 Koningen 10,15 - Toen hij vandaar verder gegaan was, trof hij Jonadab, de zoon van Rekab, die hem tegemoet kwam. Hij begroette hem en vroeg hem: `Bent u mij even oprecht toegedaan als ik u?' Jonadab antwoordde: `Ja.' Toen zei Jehu: `Als dat zo is, geef mij dan de hand.' Jonadab gaf hem de hand en Jehu liet hem bij zich in de wagen stappen
Exodus 10,7 - Nu zeiden de hovelingen van Farao tot hem: `Hoe lang moet die man nu nog een struikelblok voor ons zijn? Laat die mensen toch gaan om Jahwe hun God te vereren. Of wilt u Egypte helemaal ten onder zien gaan?'
Evangelie volgens Matteüs 9,9 - Toen Jezus vandaar verder ging, zag Hij iemand aan het tolhuis zitten die Matteüs heette, en Hij zei tot hem: “Volg mij.” De man stond op en volgde Hem.
2 Samuel 3,16 - Haar man ging met haar mee en volgde haar onder tranen tot Bachurim. Toen zei Abner tot hem: `Vooruit, ga naar huis!' En de man ging naar huis.
1 Samuel 23,3 - Maar de mannen van David zeiden tot hem: `Hier in Juda zitten we al in angst! Wat moet het dan worden als we naar Keila oprukken, waar de Filistijnen in slagorde staan?'
2 Koningen 5,14 - Toen ging hij naar de Jordaan en dompelde zich zevenmaal onder, zoals de man Gods gezegd had. Zijn huid werd weer als die van een klein kind en hij was gereinigd.
Exodus 4,27 - En Jahwe sprak tot Aäron: `Ga Mozes in de woestijn tegemoet.' Hij ging op weg en trof hem bij de berg van God, en hij omhelsde hem.
2 Koningen 1,12 - Maar Elia antwoordde hem: `Als ik een man Gods ben, dan moge er vuur uit de hemel komen en u en uw mannen verteren.' En er kwam vuur uit de hemel en verteerde hem en zijn mannen.
2 Koningen 23,17 - Josia vroeg: `Wat is dat voor een grafsteen die ik daar zie?' De inwoners van de stad antwoordden: `Het is het graf van de man Gods die uit Juda gekomen was en die tegen het altaar van Betel voorspeld heeft wat u nu gedaan hebt.'
2 Samuel 9,2 - Nu had de familie van Saul een dienaar die Siba heette. Hij werd bij David ontboden en de koning vroeg hem: `Bent u Siba?' Hij antwoordde: `Om u te dienen.'
2 Koningen 4,27 - Maar toen zij bij de man Gods op de berg gekomen was, greep ze zijn voeten vast. Gechazi kwam naderbij om haar weg te duwen, maar de man Gods zei: `Laat haar begaan, want een groot verdriet heeft haar getroffen en Jahwe heeft het mij niet laten weten.'
Daniël 6,12 - Toen die mannen een inval deden in zijn huis, troffen ze Daniël aan, terwijl hij smeekbeden richtte tot zijn God.
Evangelie volgens Johannes 9,24 - Voor de tweede maal riepen zij nu de man die blind was geweest bij zich en zeiden hem: “Geef eer aan God. Wij weten dat die man een zondaar is.”
Genesis 1,27 - En God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen.
Evangelie volgens Johannes 9,28 - Toen zeiden zij smalend tot hem: “Jij bent een leerling van die man, wij zijn leerlingen van Mozes.
Evangelie volgens Lucas 12,20 - Maar God sprak tot hem: Dwaas! Nog deze nacht komt men je leven van je opeisen; en al die voorzieningen die je getroffen hebt, voor wie zijn die dan?
Genesis 3,9 - Maar Jahwe God riep de mens en vroeg hem: 'Waar zijt gij?'
Tobit 5,5 - Tobias ging iemand zoeken en hij vond Rafaël; dit was een engel, maar Tobias wist dat niet. Hij vroeg hem: 'Zoudt u met mij naar Rages in Medië kunnen reizen? Bent u in die streken bekend?'
Numeri 23,17 - Toen Bileam bij Balak kwam, stond deze met de aanzienlijke mannen van Moab nog bij het brandoffer. Balak vroeg hem: `Wat heeft Jahwe gezegd?'
Evangelie volgens Johannes 5,12 - Daarom vroegen zij hem: “Wie is die man die je zei: Neem je bed op en loop?”
Handelingen van de Apostelen 9,15 - De Heer beval hem: “Ga, want die man is mijn uitverkoren werktuig om mijn Naam uit te dragen onder heidenen en koningen en onder de zonen van Israël.
1 Koningen 17,24 - Daarop zei de vrouw tot Elia: `Nu weet ik zeker dat u een man Gods bent en dat Jahwe werkelijk door uw mond spreekt.'
Rechters 7,5 - Toen Gideon de mannen naar het water had laten gaan, zei Jahwe tot hem: `Ge moet de mannen die het water als honden opslurpen, scheiden van degenen die bij het drinken op hun knieën gaan zitten.'
2 Koningen 6,9 - De man Gods waarschuwde de koning van Israël: `Pas op dat u niet langs die plaats gaat, want daar zitten de Arameeërs.
Genesis 20,3 - Maar God kwam 's nachts in een droom tot Abimelek en zei hem: `De dood staat u te wachten, omdat gij deze vrouw ontvoerd hebt; want zij heeft al een man.'
Numeri 22,20 - In die nacht kwam God tot Bileam en zei hem: `Nu deze mannen u zijn komen ontbieden, kunt gij met hen meegaan, maar gij moogt alleen doen wat Ik u zeg.'
Jozua 14,6 - Toen kwamen de Judeeërs bij Jozua in Gilgal. En Kaleb, de zoon van Jefunne, de Kenizziet, zei tot hem: `U weet nog wel, wat Jahwe in Kades-barnea tot Mozes, de man Gods, over mij en u gezegd heeft.
Rechters 4,6 - Zij ontbood Barak, de zoon van Abinoam, uit Kedes van Naftali en zei hem: `Jahwe, de God van Israël, geeft u dit bevel: Trek met tienduizend man uit Naftali en Zebulon naar de berg Tabor.
1 Samuel 2,27 - Op een dag kwam een man Gods bij Eli en zei tot hem: `Zo spreekt Jahwe: Ik heb Mij duidelijk geopenbaard aan het huis van uw vader, toen het in Egypte tot het hof van Farao behoorde.
Evangelie volgens Lucas 5,12 - Terwijl Hij eens in een van de steden vertoefde, trof Hij een man aan die overdekt was met melaatsheid. Toen deze Jezus zag, wierp hij zich ter aarde neer en smeekte Hem: 'Heer, als Gij wilt, kunt Gij mij reinigen.'
Evangelie volgens Marcus 2,14 - In het voorbijgaan zag Hij Levi, de zoon van Alfeüs, aan het tolhuis zitten en sprak tot hem: “Volg Mij.” De man stond op en volgde Hem.
Genesis 14,14 - Toen Abram vernam dat zijn broer gevangen was genomen, riep hij de geoefende mannen die in zijn huis waren geboren te wapen - het waren er driehonderdachttien -, en ging de vijanden achterna tot bij Dan.
2 Kronieken 26,17 - Maar Azarja, de priester, en tachtig andere priesters, allen voortreffelijke mannen, gingen hem achterna;
2 Koningen 4,40 - Men schepte voor de mannen op, maar zodra zij van de moes geproefd hadden riepen zij uit: `Man Gods, de dood zit in de pot!' En zij konden geen hap meer eten.
2 Samuel 20,17 - Toen Joab naderbij was gekomen, vroeg de vrouw: `Bent u Joab?' Hij antwoordde: `Ja.' Daarop zei de vrouw tot hem: `Luister naar uw dienares.' Joab antwoordde: `Ik luister.'
Genesis 41,38 - Hij vroeg zijn hovelingen: `Zou er wel iemand anders te vinden zijn die zo vervuld is van de geest van God als deze man?'
Exodus 32,23 - Ze vroegen mij: Maak een god die voor ons uittrekt. Want die Mozes, de man die ons uit Egypte heeft geleid, we weten niet wat er met hem aan de hand is.
Handelingen van de Apostelen 13,21 - Hierna vroegen zij om een koning en God gaf hun Saul, de zoon van Kis, een man uit de stam Benjamin: veertig jaar lang.
Rechters 9,49 - De mannen hakten allen een tak af en gingen Abimelek achterna. Ze legden de takken boven op de kelder en staken daarmee de kelder in brand. Zo vonden ook alle mensen uit Migdal-sichem de dood; het waren er ongeveer duizend, mannen en vrouwen.
2 Samuel 19,42 - Nu kwamen echter de Israëlieten in groten getale bij de koning en zeiden tot hem: `Met welk recht hebben onze broeders, de mannen van Juda, beslag op u gelegd en hebben zij de koning met zijn familie en alle mannen van David met hem over de Jordaan gebracht?'
2 Koningen 9,27 - Toen Achazja, de koning van Juda, dit gezien had, vluchtte hij weg in de richting van Bet-haggan. Maar Jehu zette hem achterna en riep: `Hem ook!' En zij troffen hem terwijl hij in zijn wagen de helling van Gur bij Jibleam op reed. Wel kon hij nog naar Megiddo vluchten, maar daar stierf hij.
1 Samuel 17,26 - Toen vroeg David de mannen die bij hem stonden: `Wat zal er gebeuren met de man die deze Filistijn wegneemt? Wie is die onbesneden Filistijn wel dat hij de gelederen van de levende God durft tarten?'
Rechters 13,6 - De vrouw ging dit aan haar man vertellen en zei: `Er is een man Gods bij mij geweest; hij zag er buitengewoon indrukwekkend uit, als een engel van God. Ik heb hem niet durven vragen waar hij vandaan kwam, en hij heeft mij zijn naam niet genoemd.
2 Koningen 4,25 - Zo ging zij op weg en begaf zich naar de man Gods op de berg Karmel. Toen de man Gods haar in de verte zag aankomen, zei hij tot zijn knecht Gechazi: `Kijk, daar komt de Sunamitische.
Handelingen van de Apostelen 10,38 - en hoe God Hem gezalfd heeft met de heilige Geest en met kracht. Hij ging weldoende rond en genas allen, die onder de dwingelandij van de duivel stonden, want God was met Hem.